ARBITRAGE JURIDIQUE
Jaar 2023-2024 | editie 1
ARBITRAGEKAMER VAN DESKUNDIGEN
HALJAARLIJKS
Directeur publicatie
J. Vanden Eynde
www.vandeneynde.biz
Redactie
Me D. Safraoui
www.vdelegal.be
Geachte ondernemer,
Elk bedrijf kan te maken krijgen met een geschil of conflict. Deze situatie kan vaak waardevernietigend zijn, vooral als er geen snelle en relevante reactie op komt.
Een beoordeling door een bekwame arbiter kan dit antwoord bieden.
Welkom bij de eerste editie van onze nieuwsbrief gewijd aan juridische arbitrage in België. In deze nieuwsbrief verkennen we verschillende aspecten van arbitrage, de procedures, de implicaties en de rol ervan in het Belgische rechtssysteem.
Van de oplossing van handelsgeschillen tot het opstellen van arbitrageclausules, via de uitdagingen van gerechtelijke vertragingen, bieden we u een diepgaand overzicht van dit voortdurend evoluerende veld.

WANNEER DE ARBITER GERECHTSDESKUNDIGE IS.
1. Inleiding (arbiter en gerechtsdeskundige)
1.1 De arbitrageprocedure wordt geregeld in het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek in de artikelen 1676 tot 1723.
Het Gerechtelijk Wetboek geeft geen definitie van de arbiter. Er is evenmin een officiële (wettelijke) instantie die arbiters erkent. Enkel de ernst van de private arbitragekamers garandeert de kwaliteit van de arbiters.
Het Gerechtelijk Wetboek definieert evenmin de voorwaarden voor de oprichting en de werking van private arbitragekamers. Deze instanties zijn privéinitiatieven die dienstverleners ter beschikking stellen van partijen die verwikkeld zijn in een geschil in het kader van de wetgeving georganiseerd door het Gerechtelijk Wetboek om, privé, recht te spreken.
De kwaliteit van de arbiter steunt op zijn ervaring en reputatie.
1.2 Sinds het wetgevend traject van 2014 (eerste wet hieromtrent) tot 2019 was er evenmin een reglementering over het statuut van de gerechtsdeskundige. De wet van 5 mei 2019 heeft een register van gerechtsdeskundigen ingevoerd. Er zijn thans toegangsvoorwaarden voor de titel van gerechtsdeskundige. Er bestaan eveneens voorwaarden voor het behoud van de titel.
Hun verplichtingen worden thans vermeld in artikel 555/6 van het Gerechtelijk Wetboek.
Wij benadrukken dat: Het statuut van deskundige geen autonoom beroep definieert aangezien de deskundige per definitie diegene is die door zijn beroepsactiviteit geschikt is om te antwoorden op de vragen van de rechter.
De rol van de gerechtsdeskundige wordt gedefinieerd door het Gerechtelijk Wetboek (artikelen 962 tot 991), dat eveneens vermeldt wanneer het opportuun of noodzakelijk is voor de rechter om een deskundigenonderzoek te organiseren.
1.3 Niets belet de gerechtsdeskundige om zijn statuut te combineren met dat van arbiter.
2. Aanstelling van de arbiter
Zoals wij hierboven reeds benadrukt hebben, steunt de professionele hoedanigheid van de arbiter op de kwaliteit van de instantie die hem aanstelt en op zijn persoonlijke ervaring en reputatie.
Het is bijgevolg belangrijk dat de instantie waarbinnen hij actief is als arbiter, kwaliteitsvol is.
Wij kunnen hier niet anders dan pleiten voor een tussenkomst van de wetgever.
Met betrekking tot de arbiter kan, naast zijn persoonlijke ervaring, de aanstelling van een gerechtsdeskundige de partijen geruststellen.



ARBITRAGE EN GERECHTELIJKE ACHTERSTAND
- Er moet vastgesteld worden dat de gerechtelijke achterstand in België aanzienlijk is. Een van de oorzaken voor deze steeds toenemende achterstand zou blijkbaar enerzijds de voortdurende stijging van het aantal rechtszaken zijn terwijl het aantal magistraten constant blijft.
- Behalve in geval van een zeer aanzienlijke stijging van het budget van Justitie om een fundamenteel grondwettelijk recht te waarborgen, namelijk de reële toegang tot justitie, zal de situatie er niet op verbeteren.
- Het is noodzakelijk om na te denken over waarschijnlijk gedeeltelijke oplossingen die de situatie kunnen verbeteren van de rechtzoekende, die wij potentieel allemaal kunnen zijn.
- De wetgever heeft deze weg reeds gevolgd door de bemiddeling in te voeren, zoals gedefinieerd in de artikelen 1723 tot 1727 van het Gerechtelijk Wetboek. Hierbij werd de moeite genomen om de bemiddelaar te definiëren (artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek).
- De bemiddeling is niet alleen een uitstekend middel om een geschil te regelen, maar verlicht ook het aantal zaken dat wordt toegewezen aan de rechtbank, hetgeen wordt benadrukt door de artikelen 730 en 444 van het Gerechtelijk Wetboek.
- Artikel 730 is duidelijk wanneer het bepaalt: (…) De rechter bevordert in elke stand van het geding een minnelijke oplossing van de geschillen. § 2. Behoudens in kort geding, kan de rechter, op de inleidingszitting of tijdens een zitting bepaald op een nabije datum, de partijen bevragen over de wijze waarop zij voorafgaand aan het geding gepoogd hebben het geschil minnelijk op te lossen (…).
- Artikel 444 raadt de advocaten aan om de rechtzoekende te informeren over de mogelijkheid tot bemiddeling.
- In voortzetting van de legislatieve werken die zijn gebeurd voor de bemiddeling, zou de wetgever, door geringe maatregelen, een wettelijk corpus kunnen invoeren dat, op gelijkaardige wijze als voor de bemiddeling, de arbitrage regelt, hetgeen het aantal dossiers voor de rechtbanken, waarschijnlijk vooral in handelszaken, zou doen dalen.
- In afwachting van hypothetische realisatie van de bovenstaande suggestie, is het reeds duidelijk dat de arbitrage beter gepromoot kan worden om de toegang hiertoe te vergemakkelijken, hetgeen onze associatie concreet zal doen in de nabije toekomst.
- Terugkomend op artikel 730 hierboven, lijkt het ons aangewezen dat de rechter de arbitrage eveneens kan opnemen in zijn stappen. Het staat vast dat de stappen van de rechter vergemakkelijkt zouden worden door het bestaan van erkende arbiters. Maar wat dit betreft, bevinden wij ons in de hypothese van de lege ferenda.
NEWS : ARREST VAN HET GRONDWETTELIJK HOF VAN 28 JANUARI 2021
Beroep tot vernietiging van een arbitraal vonnis – Aanvang van de termijn – Ongrondwettigheid
In zijn arrest van 28 januari 2021 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat artikel 1717, §4 van het Gerechtelijk Wetboek in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (recht op een eerlijk proces).
Dit artikel bepaalt dat een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis dat door bedrog is verkregen, moet worden ingesteld binnen drie maanden nadat het arbitraal vonnis is meegedeeld.
Deze bepaling werd ongrondwettig geacht omdat ze het recht van het slachtoffer op een eerlijk proces onevenredig beperkt.
In zijn uitspraak gaf het Hof de volgende redenen voor zijn beslissing:
“Aangezien artikel 1717 van het Gerechtelijk Wetboek partijen de mogelijkheid biedt om de vernietiging van een arbitraal vonnis te vragen op grond dat het door bedrog is verkregen, moeten deze partijen een redelijke termijn krijgen om een dergelijk verzoek in te dienen, anders wordt hen een rechtsmiddel ontnomen waarop zij in beginsel recht hebben.
T.D.O. – C.I.R.L.
De C.A.E. heeft een franchiseovereenkomst gesloten voor de oprichting van een arbitragekamer die een vereenvoudigde arbitrageprocedure biedt voor het oplossen van geschillen:
De verplichte derde beslissing (T.D.O.). Voor meer informatie, bezoek de bovenstaande website.
De raad van bestuur van de C.A.E. zal eind 2025 een evaluatie van dit initiatief uitvoeren.